• Kaart
  • Beschrijving
Uit: Het Koningrijk der Nederlanden, voorgesteld in eene reeks beschrijvingen  door J. L. Terwen, 1858 pagina 476 pagina 681
in 1800 bij transactie aan de Bataafsche Republiek afgestaan; het behoort thans tot het domein. — Het plattelandstadje Megen, 5 uren N. O. van 's Bosch, zou volgens de legende reeds tijdens de Batavieren bestaan hebben, en lang vóór Nijmegen (Nieuw-Megen) gesticht zijn; nogtans wordt het eerst in 1145 met zekerheid vermeld. Het bevat slechts 800 inw., die van den landbouw leven, maar de geheele gemeente telt er 1850; er zijn 2 bierbrouwerijen, 1 leerlooijerij en 1 korenmolen. Voorheen was er eene zeer bloeijende latijnsche school en eene kostschool, die veel voordeel aan de plaats aanbragten door de talrijke kostgangers, welker aantal wel eens 160 beliep; maar de laatste is te niet gegaan en kostgangers zijn er nog maar weinigen. Thans nog is er een Latijnsch Gymnasium, een klein Stadhuis, een Klooster-van-Paters-Minderbroeders, een Clarissenklooster (buiten de kom), en eene kleine oude R. K. Kerk, met kleinen toren en orgel. — Het tot de gemeente behoorende Haren, ½ uur Z. O., heeft 460 inw., eene oude kerk met eenen hoogen toren en orgel, en een nonnenklooster.
  Van Megen wandelen wij over Dieden, Demen en Neer-Langel (te zamen 420 inw., met ééne kerk, en een fraai modern adellijk Huis-te-Dieden, dat door grachten, tuinen en bosschen bevallig omringd is), en over Deursen en Dennenburg (430 inw.) naar de plattelandstad Ravestein, 6 uren N. O. van 's Bosch, mede aan de Maas. Ravestein was voorheen eene heerlijkheid, meestal het Land van Ravestein, maar vroeger de heerlijkheid Herpen genoemd. Zij kwam eerst aan de heeren van Cuyk en ging naderhand in verschillende andere huizen over. Even als Megen werd zij in 1714 door du Franschen bezet en in 1800 aan de Bataafsche Republiek verkocht.
  Het stadje en kasteel van Ravestein werd in het midden der 14de eeuw door Walraven van Valkenburg gesticht, en was vroeger tamelijk versterkt; de vestingwerken zijn echter in 1672 door de Franschen geslecht. Het stadje is klein, zindelijk en digt bebouwd en bestaat uit 2 straten, door 5 kleine straatjes verbonden, en eene kleine markt; het bevat 920 inw., waaronder 870 R. kath., wier hoofdbestaan ambachts-nijverheid en kleinhandel is; velen zijn renteniers; er is 1 linnenweverij, 1 bierbrouwerij, 4 leerlooijerijen, 1 ros- en 1 korenmolen. Voorts heeft de plaats 5 uitgangen, waaronder 2 poorten onder de huizen door; eene R. K. Koepelkerk, bezienswaardig om den fraaijen stijl, waarin zij in de 18de eeuw door de jezuiten gebouwd is, met 2 torens; eene Herv. Kerk, in 1641 gebouwd, met een
hazen en patrijzen, waterwild, bunsings en wezels, weinig otters en vossen, bijen; zee- en riviervisch,enz. Uithet delfstofFenrijk zijn de voortbrengselen minder talrijk, bestaande slechts uit turf, leem, klei, welzand en kei- of straatsteenen, die vooral op of bij den Hondsrug en ook in Westerwolde gevonden worden. — De hoofdbronnen van het bestaan der ingezetenen zijn: het turfgraven en de turfhandel, wordende groote hoeveelheden turf naar Holland en elders uitgevoerd; de landbouw, die hier bijzonder bloeit, zoo dat de waarde der landerijen voortdurend toeneemt; veeteelt, scheepvaart, handel, enz. Ook de toestand van het fabriekwezen is vrij gunstig; men telt er meer dan 100 scheepstimmerwerven, die meest voor den aanbouw van zeeschepen bestemd zijn; voorts zijn er omstreeks 30 leerlooijerijen, een aantal steen- en pannenbakkerijen, ruim 40 oliemolens, vele bierbrouwerijen, kalkbranderijen, stoffenverwerijen, touwslagerijen, cichoreifabrieken, vellenblooterijen, zeepziederijen en talrijke houtzaag-, koren-, pel- en andere molens, enz. Wanneer wij van Assen den straatweg noordwaarts volgen, treden wij bij het gehucht de Punt de provincie binnen. Dit gehucht, gelegen aan het Hoornsche diep of de Drenthsche Aa, die hier de grensscheiding maakt, behoort tot het dorp Noordlaren, hetwelk een deel is van het vroegere Gooregt, dat eertijds tot Drenthe behoorde. Noordlaren ligt ruim ^ uur ten O. van den straatweg bij het Zuidlaardermeer (z. bl. 673), en bevat in de kom ongeveer 370, maar met de gehuchten de Punt, Harenermolen en Glimmen bijna 700 inw., die van landbouw en veeteelt leven; er is eene Herv. Kerk, met eenen zwaren toren en een sierlijk orgel, en het overblijfsel van een oud hunnebed, uit ongemeen zware en groote kei- of granietsteenen, bestaande. Eertijds lag bij de Punt het blokhuis en de schans Blankeweer, door bisschop Frederik van Blankenheim in 1400, tijdens hij Groningen belegerde, gesticht. Ook lag er de sterkte Weerdenbras, door graaf Edzard in 1505 opgeworpen; men ziet er nog eenige overblijfselen van de bolwerken, die door den bisschop van Munster in 1672 gemaakt zijn. Van Noordlaren loopt een grindweg naar de Harenermolen aan den straatweg, van waar men weldra Haren, 1 uur Z. Z. O. van Groningen, bereik). Dit schoone, druk bezochte, levendige en welbebouwde dorp, in het vroegere Gooregt gelegen, bevat in de kom 700 inw., doch met Noordlaren en een 9tal gehuchten telt de gem. eene bevolking van ruim 3.000 zielen, die meest van landbouw en veeteelt bestaan; er zijn ook eenige houtzaag-,

Provincie Groningen. Gemeente Haren.

 
wapen van Haren 6239 Bunders
2900 Inwoners

1865

Bekijk op atlas1868.nl
Bekijk op atlasenkaart.nl
Gemeentegeschiedenis
  • Spoorweg
  • Straat- en Kunstweg
  • Gewone weg
  • Dijk en kade
  • Voetpad
  • Kerk
  • Molen
Vierde uur gaans
0
 
¼
Nederl. Ellen
0
 
500