• Kaart
  • Beschrijving
Uit: Het Koningrijk der Nederlanden, voorgesteld in eene reeks beschrijvingen  door J. L. Terwen, 1858 pagina 753 pagina 755 pagina 762
loopt. — De twee zuidelijkste dorpen zijn Zwichem (100 inw.) en het veel grootere Wirdum, het aanzienlijkste der geheele gem., 1J uur Z. van Leeuwarden. Het telt met de onderhoorige buurt Wytgaard ongeveer 1.200 inw. en heeft eene fraaije en ruime Herv. Kerk, met toren en orgel, fraaije wapens en eene menigte grafsteenen van vroegere adellijke geslachten. Te Wytgaard is ook eene R. K. Kerk. Voorheen lagen in den omtrek verscheidene adellijke sloten, waar onder Barrahuis of Barrastins, waar, gedurende de twisten tusschen de Schieringers en de Vetkoopers, de landdagen van Oostergoo gehouden werden, en op welke stins de beroemde Viglius van Aytta van Zwichem geboren is; van al deze staten is nog alleen Oenema aan den ter wederzijde met boomen beplanten straatweg overig. — Goutum, 1 uur Z. van Leeuwarden, telt slechts 300 inw., die eene Herv. Kerk hebben, en bevat de Wiarda-state, de fraaiste, die nog in Friesland bestaat. Ten O. van daar vindt mer, de zeer kleine dorpen Teerns en Hempens (met 40 en 90 inw.), en \ uur Z. O. van de hoofdstad het meer aanzienlijke dorp Huiznm, dat met de buurt Schrans 950 inw. bevat, die veel moesgroenten aankweeken, zoo dat men dit dorp den moestuin van Leeuwarden zou kunnen noemen. Er is eene ruime, langwerpige Herv. Kerk, met eenen tamelijk hoogen en stompen toren en een orgel. — Wij zijn alzoo genaderd tot Leeuwarden, de hoofdstad en de grootste stad der Provincie, thans eene der aanzienlijkste en fraaiste steden van ons vaderland. Voor dat wij haar echter binnentreden om haar nader te bezigtigen, willen wij eerst iets van haren oorsprong en hare geschiedenis melden. In vroegere eeuwen stonden ter plaatse, waar thans Leeuwarden gelegen is, slechts eenige visschershutten, op twee terpen, aan den mond van twee stroomen, die hier in den grooten, naderhand geheel toegeslibden zeeboezem de Middelzee uitliepen. Juist deze gunstige ligging aan de Middelzee was de oorzaak, dat dit gehucht langzamerhand in een aanzienlijk dorp veranderde, hetwelk eerst Nyehoue, daarna Lieuwerden geheeten, omstreeks het jaar 1190 stedelijke regten verkreeg en door koophandel bloeide. Toen na het ontstaan der Zuiderzee de Middelzee meer en meer aanslibde, hield Leeuwarden op eene zeestad te zijn, hetwelk echter de toenemende welvaart der plaats niet belemmerde. Eene aanmerkelijke uitbreiding onderging de stad, toen zij in 1435 met de dorpen Oldehove en Hoek vereenigd en daarna ook aan de zuidzijde met de Nieuwestad, thans een der aanzienlijkste wijken, vergroot, en met
evenwel op de burgerij wraak te nemen. De ontevredenheid duurde echter voort en liep eindelijk zoo hoog, dat de burgers zich in 1580 met geweld van het zeer versterkte blokhuis meester maakten en alles, wat aan de stadszijde nadeel kon doen, vernielden en afbraken, waarna de geheele geestelijkheid onder smadelijk muzijk en gejouw der soldaten ter stad werd uitgeleid, de hervormde leer ingevoerd, de Spanjaarden verdreven en, vroeger dan elders, volkomene vrijheid voor geheel Friesland verkregen werd. Sedert dit tijdstip is Leeuwarden van oorlogsrampen verschoond gebleven, en zijn dc lotgevallen der stad, lang de zetel der Nassausche vorsten als stadhouders van dit gewest, alleen nog merkwaardig door eenige onlusten, die van tijd tot tijd onder de burgers, wegens de aanranding van hunne staatkundige vrijheden, voorvielen, doch welke gelukkig aan den bloei van den binnenlandschen handel en het fabriekwezen der plaats geen noemenswaardig nadeel toebragten. De stad Leeuwarden, in het friesch lieuwert, ligt te midden van eenc zeer vruchtbare landstreek en is door welige weilanden omringd. Haar gebied strekt zich vrij verre in den omtrek uit en bevat verscheidene buurten, waaronder aanzienlijke voorsteden, die door de bestendig vermeerderende bevolking van jaar tot jaar in uitgebreidheid toenemen. Door uitmuntende vaarten, straat- en rijwegen is zij met al de andere friesche steden en plaatsen, zoo wel als met de omliggende provincien verbonden, en eerlang zal zij ook door eenen spoorweg met Harlingen, Groningen en Zwolle en dus ook met Duitschland en de overige deelen van ons vaderland in regtstreeksch verband gebragt worden, hetwelk aan den bloei der stad eene nog schoonere toekomst belooft. De voornaamsten dezer vaarten en wegen zijn: de Trekvaart op Franeker en Harlingen, in 1507, en die op Sncek en Bolsward, in 1508 gegraven; die op Uokkum of de Dokkumer-Ee, het Vliet, dat O. naar Tietjerksteradeel loopt, en de Tijnje, die, Z. loopende, zich als groot scheepsvaarwater naar Groningen en de Lemmer uitstrekt; voorts de straatwegen op Zwolle, Groningen, Harlingen, Sneek, Stiens, enz. Van welke zijde men langs deze wegen de stad naderen moge, levert zij altijd door de menigte molens en fabrieken in hare nabuurschap een zeer fraai gezigt op. De plaats zelve is door eene breede en diepe gracht met eenen fraayen schoon beplanten buitensingel omringd. De oude, vroeger met 6 bolwerken en 3 ravelijnen versterkte stadswal, van eene langwerpig vierkante, doch onregelmatige gedaante, is
st reeks 1420 gesticht, met ruim 60 kamers, dienende voor Proveniershuis; en eindelijk nog vier Hofjes of Gasthuizen, waarin een 80tal oude vrouwen huisvesting en andere voordeelen genieten. — Wat de inrigtingen voor het onderwijs en van letterkundigen aard betreft, zoo is Leeuwarden beroemd en door ervaren opvoedkundigen tot voorbeeld aangeprezen wegens het groot aantal Burger-, Tusschen-, Armen Bewaarscholen, welke, meest allen nieuwe en schoone gebouwen, hier sedert 1816, geheel van stadswege, opgerigt zijn en met groote opoffering onderhouden worden, dewijl het onderwijs op de meesten kosteloos of tegen geringe vergoeding wordt gegeven. Wij kunnen ze hier niet allen opnoemen en vermelden dus alleen: het Gymnasium of de Latijnsche School, in de Bagijnestraat, in 1830 geheel vernieuwd en met vertrekken voor de Stedelijke Bouwkundige en Hand-Teekenscholen vergroot; benevens twee groote gebouwen, als Kostscholen voor jongens en meisjes, aan welke laatste in 1846 eene som van ƒ20,000 werd ten koste gelegd. — Eindelijk bestaat hier: een Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde (bijna 300 leden); een Selscip foar Fryske Tael en Scriftkennisse; de Provinciale Bibliotheek en het Kabinet van Oudheden; een Natuurkundig Genootschap, dat vergadert in het fraaije DepartementS' gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Alg., waarin ook de Spaarbank, de Hulpbank, de Spaarkas, enz. zitting houden; eene Maatschappij ter bevordering van Schilder- en Teekenkunst, Muzijkvereenigingen, afdeelingen van alle liefdadige genootschappen in Nederland, enz. enz. — üit dit alles blijkt, dat Frieslands hoofdstad voor geene harer zusters in het vadertand behoeft onder te doen in de aankweeking en bevordering van wetenschap, onderwijs, beschaving en kunstzin. Ten N. der hoofdstad breidt zich het Noorder Trimdel van Leeuwarderadeel, met de dorpen Lekkum, Miedum, Jelsum, Kornjum, Britsum, Stiens, Finkum en Hyum uit. De beide eersten, ruim ^ uur van Leeuwarden ten O. van de Ee, zijn zeer klein; zelfs heeft Lekkum geene eigentlijke dorpskom, maar toch eene nette Herv. Kerk, die van eenen spitsen toren en een orgel voorzien is. — Jelsum (400 inw.) bereikt men na eene wandeling van 1 uur langs eenen kunstweg, die voorbij de herberg de Bonte koe loopt; men vindt er eene Herv. Kerk met toren en orgel, en de nette Camstra- of Dekama-state, waarachter vroeger lag Ilinnema-state, op welke de beroemde en vervolgde predikant Balthazar Bekker. de schrijver van »de betoo-

Provincie Friesland. Gemeente Leeuwarderadeel.

 
wapen van Leeuwarderadeel 8919 Bunders
7100 Inwoners

1866

Bekijk op atlas1868.nl
Bekijk op atlasenkaart.nl
Gemeentegeschiedenis
  • Spoorweg
  • Straat- en Kunstweg
  • Gewone weg
  • Dijk en kade
  • Voetpad
  • Kerk
  • Molen
Vierde uur gaans
0
 
¼
Nederl. Ellen
0
 
500