• Kaart
  • Beschrijving
Uit: Het Koningrijk der Nederlanden, voorgesteld in eene reeks beschrijvingen  door J. L. Terwen, 1858 pagina 599
weiden, bosschen, landgoederen en kasteelen gelegen, terwijl zich ten Z. der plaats de Lochemsche Berg verheft, bestaande in eene heuvelrij, waarin kwartskristallen gevonden worden, die men wegens hunne schoonheid en glans wel eens Lochemsche diamanten noemt. Het stadje, dat in 1233 stedelijke voorregten gekregen had, werd in 1330 het eerst ommuurd, in 1505 door Karel van Gelder ingenomen, en brandde in 1515 tot op 4 huizen na af. In 1582 poogden zich de Spanjaarden door eene krachtige belegering, en 8 jaren daarna door list van de plaats meester te maken, maar beide aanslagen mislukten, ofschoon zij toch in 1606 voor eenen zeer korten tijd in hunne handen viel. Toen de bisschop van Munster haar in 1666 zonder slag of stoot had ingenomen, konden de Staten haar eerst na een volslagen beleg weder overmeesteren; maar nu werden ook alle vestingwerken geslecht, zoo dat de Munsterschen haar van 1672 tot 1674 gemakkelijk konden bezetten. In het begin dezer eeuw zijn ook de muren en wallen afgebroken, en op de plaats, waar zij stonden, 3 rijen eikenboomen geplant, die eene aangename wandeling opleveren. Overigens is de stad nog geheel omringd door eene gracht, die door het water der Berkel steeds versch gehouden wordt; over deze gracht liggen sedert 1842 drie vaste bruggen. De geheele omtrek vertoont een schoon tafereel van vruchtbare weiden, heuvelachtig oprijzende korenvelden, afgewisseld door hoog geboomte en kreupelhout, en wordt bovendien verfraaid door schoone landgoederen, waarvan Ampsen, Verwolde, Heest, Nettelhorst, Cloese, Wildenborch (z. bl. 595), 't Ros en Velhorst vooral om hunne smaakvolle en uitgebreide aanplantingen bezienswaardig zijn. In de nabijheid ligt het adellijk huis Dedingsweerde. Lochem heeft thans eene bevolking van ruim 2.100 zielen (met de gehuchten Klein-Dochteren en Armhoede), die bijna allen herv. zijn, en grootendeels hun bestaan in den landbouw en de industrie, vooral door weverijen en looijerijen vinden; er is tevens 1 lijmkokerij, 1 pannenbakkerij, run-, koren- en oliemolens, gedeeltelijk door het water der Berkel gedreven. Het binnenste der plaats getuigt van toenemende welvaart, die door de goede grindwegen, waardoor zij met Zutphen, Deventer en verdere omliggende plaatsen verbonden is, nog zeer bevorderd wordt. Hare voornaamste straten zijn: de Smeestraat, de Achterstraat, de Boerstraat en de Molenstraat, en de voornaamste pleinen: de ruime vierkante Markt en het voormalige Kerkhof, op welk laatste het sierlijke Stadhuis staat, zijnde een vier-

Provincie Gelderland. Kadastrale Gemeente Laren.

 
wapen van Laren
Gem. Laren (no. 2)
10839 Bunders
3700 Inwoners

1867

Bekijk op atlas1868.nl
Bekijk op atlasenkaart.nl
Gemeentegeschiedenis
  • Spoorweg
  • Straat- en Kunstweg
  • Gewone weg
  • Dijk en kade
  • Voetpad
  • Kerk
  • Molen
Vierde uur gaans
0
 
¼
Nederl. Ellen
0
 
500