• Kaart
  • Beschrijving
Uit: Het Koningrijk der Nederlanden, voorgesteld in eene reeks beschrijvingen  door J. L. Terwen, 1858 pagina 625 pagina 643 pagina 775
deze heuvel heeft eene bijna ronde gedaante, is door eene breede gracht omringd, en schijnt eene vroegere sterkte met een gebouw geweest te zijn, waarvan men nog eenige overblijfselen ontdekt heeft.— Nog verder O., 3| uur van Almelo, vinden wij de plattelandstad Oldenzaal, met 3.100 inw., waaronder 2.450 R. kath., 520 herv., 115 Israëlieten en 15 luth. Deze zeer oude plaats, alwaar waarschijnlijk de beroemde tempel van Tanfana, die in het jaar 14 door Germanicus verwoest werd, gestaan heeft, ontleent vermoedelijk haren naam van eene sala (zaal of paleis), die de Franken hier bouwden, waarom zij haar Salacheme (zaal-heem of gehucht) noemden. Hier ontving dit volk in 420 zijne grondwet, de Salische wet, en aan deze Sala ontleende een groot gedeelte der natie den naam van Salische Franken; toen dezen kort daarop onder den eersten koning Pharamond optrokken om Gallie te veroveren, ontstond de naam Oudesale (Aldensala, Oldenzeel). In de volgende tijden werd in den omtrek dezer plaats tusschen de Franken, Friezen en Saksers langdurig en fel gestreden; doch in 817 verhief Lodewijk de vrome Twenthc tot een graafschap, met Oldenzaal tot hoofdplaats, waarop Boudewijn van Cleef, de eerste graaf, zijne nieuwe residentie terstond met eenen houten muur en eene gracht versterkte; in 970 kwam dit graafschap aan den bisschop van Utrecht. Oldenzaal nam in de volgende eeuwen meer en meer in bloei toe; in 1222 wordt zij »de beste stad uit de nabuurschap, wel bevestigd en bemnurd\" genoemd, en later was zij de eerste der kleine overijsselsche steden, die met de ridderschap, Deventer, Kampen en Zwolle over algemeene belangen beraadslaagde. In 1492 brandde de stad bijna geheel af, en in den gelderschen oorlog onderging zij het lot van herhaalde malen ingenomen en geplunderd te worden; maar na 1524 begon zij zich van hare rampen te herstellen en werd zij in eene voor die tijden sterke vesting met driedubbele muren en grachten, later met wallen, bastions en ravelijnen veranderd. Zoo dra echter de Staten zich in 1626 voor goed van de telkens genomen en hernomen vesting hadden meester gemaakt, werden al de vestingwerken geslecht, de poorten afgebroken en de grachten gedempt; van de poorten zijn er naderhand 3 hersteld en thans nog aanwezig. — De stad heett onderscheidene goede huizen en eene ruime Markt. De bevolking bestaat voor een groot gedeelte van den fabriekarbeid, hebbende men er een 8tal fabrieken van calicots, zijden, halfzijden en wollen stoffen, 1 katoenverwerij en drukkerij, 1 bierbrouwerij, 1 papierfabr., 2 olicmo79
bij verdrag aan de Munsterschen over; weinige dagen later werden zij door de Franschen vervangen, en dezen verheten haar in december 1673 niet eerder, dan na de muren en een aantal huizen en torens vernield, en eene brandschatting van f 80.000 geëischt te hebben. Gelukkiger was zij in 1813, toen de burgerij zich van de fransche bezetting meester maakte, en hare bevrijders, de kozakken, met vreugde binnenliet. Kampen heeft thans 13.86b' inw.. waaronder 10.000 herv., 300 luth., 150 doopsgez., 310 chr. afgescheidenen, 2.500 R. Kath., en 320 Israëlieten. Onder deze bevolking zijn evenwel 1.400 bewoners van het zeer uitgestrekte regtsgebied, bestaande uit het Kampereiland en eenige gehuchten of polders, begrepen. Ket fabriekwezen was er te allen tijde het voornaamste bestaanmiddel, maar is in den loop der eeuwen, vooral in de 184e, trapswijze van aard veranderd, daar de lakenweverijen en bierbrouwerijen bijna geheel verdwenen en door trijpweverijen vervangen werden. Nog heden is er evenwel 1 bierbrouwerij, die op zeer uitgebreide schaal gedreven wordt, en om haar uitmuntend bier vermaard is. Van de trijpweverijen is nog eene enkele, maar zeer bloeijende, over. De uitgebreide zeehandel, die in de beide vorige eeuwen bijna geheel was te niet gegaan, is eerst sedert 1830 weder begonnen te herleven, en neemt nog jaarlijks toe, vooral op Noorwegen, de Oostzee en op Huil, naar welke stad geregeld een- of tweemaat 's weeks eene stoomboot vertrekt. De binnenlandsche, inzonderheid de doorvoerhandel, is zeer aanzienlijk, hebbende de stad door stoombooten gemeenschap met Amsterdam, Harlingen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Arnhem, Nijmegen, Keulen, enz., en 2 havens, de Boven- en Benedenhaven, in den IJssel, die ruim 1 uur verder in de Zuiderzee valt, na zich bij de stad in 2 armen verdeeld te hebben. Daar deze armen zich verder op weder verdeelen en alzoo de stroom verzwakt wordt heett zich vóór de monden eene aanmerkelijke zandplaat gezet, het Kamperzand genaamd, die den zeehandel van Kampen geheel dreigde te vernietigen. In het jaar 1826 heeft de stad echter groote sommen ten koste gelegd, om het Keteldiep, den westelijksten en thans, na de afdamming van het Noorderdiep, eenigen bevaarbaren arm van den IJssel, uit te diepen, en dwars door de zandplaat heen, tusschen twee regtlijnig in zee loopende kribwerken, eene vaart van 3.300 el lengte aan te leggen, die ruim 3 tonnen gouds gekost heeft, en de bewondering van vele vreemdelingen tot zich trekt. Eenige jaren later zijn deze krib81'
kerk tot herv. kerk ingerigt werd. Na dien tijd is er niet veel belangrijks van Harlingen opgeteekend, en zijn alleen sommige jaren door bijzondere onbeilen voor haar merkwaardig, als: het jaar 1776 door groote beschadiging aan den zeedijk en de havenhoofden; 1779 door eene zeer kwaadaardige ziekte, die vele menschen wegrukte; 1787 door binnenlandschen twist, en 1825 wederom door den hoogen watervloed, waarbij een gedeelte der stad onder water gezet werd en zij zeer groote schade leed. Harlingen ligt 5 uren W. van Leeuwarden, op de westkust van Friesland aan de Zuiderzee, en heeft thans eene bevolking van 9.780 zielen, waaronder ruim 7.100 herv., 250 luth., 750 doopsgez., 100 chr. afgesch., 1.400 R.kath. en ongeveer 200 Israël. De voornaamste middelen van bestaan zijn: handel, scheepvaart, vischvangst en fabriekwezen. De handel is zeer aanzienlijk en wordt voornamelijk gedreven op de Oostzee en Noorwegen, in granen, hout (waarvan in sommige jaren wel eens voor een half millioen gulden wordt ingevoerd), teer, pik, hennep, enz., en op Engeland, van waar steenkolen, krijt, ijzer, aardewerk en klipzout aangebragt worden, terwijl de uitvoer derwaarts, meestal met stoombooten, die 2 maal 's weeks naar Londen, Huil, New-Castle, Leith en Manchester afvaren, voornamelijk uit de voorbrengselen van den grond van Friesland en van de naburige provincien bestaat. De uitvoer van boter klimt somtijds 'sjaarlijks tot 10è 11.000.000 ned. ponden; de hoeveelheid kaas is daaraan geëvenredigd, en van slagtvee bedraagt het getal soms bij de 60.000 stuks; ook vlas en ingezouten huiden maken een aanzienlijk artikel van uitvoer uit. Jaarlijks worden tusschen 5 a 600 zeeschepen in- en omtrent even zoo veel uitgeklaard; hier worden ook nog steeds 2 schepen ter Groenlands- of Straat-Davis-visscherij uitgerust. Stoombooten onderhouden dagelijks de gemeenschap met Amsterdam, het Nieuwe diep, Zwolle en Kampen, en door beurtschepen is Harlingen met bijna alle steden langs de Zuiderzee en de meeste friesche steden in verbinding. Eerlang zullen deze middelen van gemeenschap nog vermeerderd worden door den ontworpen staatsspoorweg, die, van Harlingen uitgaande, over Leeuwarden en Groningen de stad met Duitschland, en over Zwolle met de andere provinciën van ons vaderland en Belgie in verband zal brengen, hetwelk ontwijfelbaar den bloei en handel der plaats nog aanmerkelijk zal vermeerderen. Ook vindt men te Harlingen de volgende fabrieken: 4 scheepstimmerwerven, 3 zeilmakerijen, 3 touwslagerijen, 2 werktuigenfabr., 1 wol-

Provincie Overijssel. Gemeente Kampen.

 
wapen van Kampen 5808 Bunders
14000 Inwoners

1865

Bekijk op atlas1868.nl
Bekijk op atlasenkaart.nl
Gemeentegeschiedenis
  • Spoorweg
  • Straat- en Kunstweg
  • Gewone weg
  • Dijk en kade
  • Voetpad
  • Kerk
  • Molen
Vierde uur gaans
0
 
¼
Nederl. Ellen
0
 
500